Visie en belang beroepsvereniging

Een gezinshuis is a priori een natuurlijk systeem, waarin gezinshuisouders het dagelijks leven delen met inhuisgeplaatste kinderen, eventuele eigen kinderen en hun eigen sociaal netwerk. Een gezinshuisouder is als professioneel ouder 24 uur per dag beschikbaar en zet zijn eigen gezinssysteem en netwerk in als helpende (werkzame) factor voor kinderen die daar bij zijn gebaat. Een gezinshuis is voor kinderen die daar geplaatst zijn, op dat moment, de beste plek om te wonen.

Het gezinshuis is voor deze kinderen een vervangend thuis, waar ook ruimte is voor (het verbeteren van de relatie met) het gezin van herkomst. De structuur van ‘het gewone gezinsleven’ en de continue nabijheid van gezinshuisouders maakt het mogelijk om te stabiliseren en te ontwikkelen. Het wonen in een gezinshuis vergroot daarmee de kans op goed burgerschap van een door complexe zorg- en hulpvragen gekenmerkte, kwetsbare doelgroep. Dit maakt gezinshuizen als hulpverleningsvorm maatschappelijk kapitaal. 

Emancipatie van het beroep vraagt van gemeentes, die verantwoordelijk zijn voor inkoop van (jeugd)hulpverlening, om (h)erkenning van het maatschappelijk kapitaal dat gezinshuizen vormen. Dit betekent dat zij kennis moeten hebben van de unieke eigenschappen, kansen en uitdagingen van gezinshuizen, en daar naar handelen (lokaal jeugdbeleid, financiering). Daarnaast vraagt emancipatie van gezinshuizen en gezinshuisouders om een sterke positionering in het sociale werkveld.

Dit betekent bijvoorbeeld dat het werkveld (h)erkent wat werkzame factoren zijn van gezinshuizen en hoe gezinshuizen zich onderscheiden van pleeggezinnen en residentiële hulpverleningsvormen. Hoewel het beroep van gezinshuisouder en gezinshuizen als hulpverleningsvorm in de afgelopen jaren zijn gegroeid in bekendheid in Nederland, is verdere positionering noodzakelijk. 

Er is als het ware sprake van een meervoudige, circulaire werkelijkheid die wordt geïllustreerd in onderstaande figuur.

Volgens Present 24x7 zal emancipatie van gezinshuisouders als beroepsgroep blijken uit:

  • Heldere, breed gedeelde opvatting op wat een gezinshuis is en wat het beroep ‘gezinshuisouder’ behelst;
  • Erkenning van gezinshuizen als maatschappelijk kapitaal, waardoor de beroepserkenning een volwaardig gesprekspartner is voor maatschappelijke partners; 
  • Ervaring dat de beroepsgroep regie heeft over het beroepsprofiel, beroepscode en visie op kwaliteit;
  • Acceptatie van het sociale werkveld;
  • Toename van aantal gezinshuisouders (en gezinshuizen).